Uitreiking Tweede Basisinkomen Nederland
 door Liesbeth van Tongeren (Groen Links, Tweede Kamer)


Op dinsdag 31 mei zal Liesbeth van Tongeren om 13.00 uur het tweede Basisinkomen in Nederland symbolisch overhandigen aan Anne van Dalen, bij het standbeeld van Willem van Oranje op het Plein, naast het Binnenhof in Den Haag.

Anne van Dalen is kunstenares en is bij loting uit de hoed getrokken als ontvanger van het tweede gecrowdfunde basisinkomen, een burgerinitiatief van de stichting MIES uit Groningen. Vanaf 1 juni ontvangt zij een jaar lang 1000 euro per maand, zonder voorwaarden. Anne is daarmee de Eerste Vrouw in Nederland met een Basisinkomen.  Ze sprong een gat in de lucht: “Nu kan ik wel verhuizen naar een plek, waar ik me vrij voel”, waren haar eerste woorden.

Liesbeth van Tongeren vertegenwoordigt Groen Links in de Tweede Kamer. Als  woordvoerder economische zaken ziet zij ook dat werk & inkomen onder druk komen te staan. Een snel veranderende, nieuwe economie vraagt om een stelsel van sociale zekerheid, dat daarbij aansluit. Het basisinkomen biedt mogelijk oplossingen voor onderlinge solidariteit en inkomenszekerheid. Uitproberen en onderzoeken dus. Reden waarom ze het initiatief van MIES een warm hart toedraagt.

Wereldwijde opmars Basisinkomen

Het initiatief van MIES staat niet op zichzelf. Johan Luijendijk behaalde in april de benodigde 40.000 handtekeningen, waarmee het burgerinitiatief het basisinkomen op de agenda van de Tweede Kamer heeft gezet. Zijn petitie werd breed ondersteund door een dertigtal prominente Nederlanders, waaronder Jan Terlouw, Rutger Bregman, Jan Rotmans, George van Houts, Jos de Blok en Bram van Ojik (zie: https://basisinkomen2018.nl/.  Zwitserland houdt op 5 juni 2016 een referendum over een landelijk ingevoerd basisinkomen. Finland start in november 2016 met een proef onder 100.000 inwoners.  GiveDirectly, dat al jaren gelooft dat geld geven de oplossing is voor armoe, start een grootschalig en langdurig experiment in Kenya. Tien van de benodigde dertig miljoen dollar hebben ze zelf al in het project gestoken (zie: https://www.givedirectly.org/).

OnsBasisinkomen

Meer dan 2000 mensen hebben via de website van OnsBasisinkomen antwoord gegeven op de centrale vraag  ‘Wat zou jij doen met een basisinkomen? ’.  Joop Roebroek van MIES heeft de eerste 600 antwoorden wetenschappelijk geanalyseerd en gecategoriseerd. De angst dat mensen er lui van worden, vinden we hierin niet terug.

Vind je het onvoorwaardelijk basisinkomen een ingewikkeld idee? Kijk deze explanimation

Vind je het onvoorwaardelijk basisinkomen een ingewikkeld idee? Sebas van den Brink maakte voor ons deze prachtige explanimation. In anderhalve minuut zie je waarom wij het basisinkomen een interessant idee vinden dat de moeite waard is om nader te onderzoeken:

Dit gaan mensen doen wanneer ze een basisinkomen krijgen

Een van de belangrijkste thema’s rond het basisinkomen heeft betrekking op de vraag wat mensen die een basisinkomen krijgen vervolgens gaan doen. Gaan zijn minder betaald werken, lui op de bank hangen, vrijwilligerswerk doen, mantelzorg verrichten, meer met hun kinderen ondernemen, weer studeren? En daar bestaan allerlei beelden bij, worden velerlei theorieën op los gelaten. Maar echt weten wat er gebeurt, doen wij niet.

Of beter, ‘deden wij niet’. Daar is sedert begin april verandering in gekomen. Op 12 april 2015 hebben wij als MIES (Maatschappij tot innovatie van economie en samenleving) het experiment ‘OnsBasisinkomen’ gelanceerd. Individuele Nederlanders worden via het experiment uitgenodigd zich te melden voor een basisinkomen en gevraagd op de website van OnsBasisinkomen de vraag te beantwoorden: ‘Wat zou je doen wanneer je morgen een basisinkomen krijgt?’. Op 1 december 2015 hebben inmiddels meer dan 1800 Nederlanders deze vraag beantwoord. In een geval met een enkele woord – ‘Leven!’ –, soms met een korte aanduiding, maar vaak ook met uitvoerig verhaal.

Op basis van de eerste 600 verhalen zijn de antwoorden van de deelnemers aan OnsBasisinkomen nader geanalyseerd. Hieronder treffen jullie een korte publieksversie van de bevindingen aan. Wie kennis wil nemen van de diepliggende analyses en precieze cijfers kan het uitgebreide artikel raadplegen.

Download de korte versie

Download de volledige versie

doneervoorhetderdebasisinkomen

Inleiding

Nooit eerder in de afgelopen decennia stond het basisinkomen zo prominent op de maatschappelijke agenda. Anders dan voorheen is het niet langer een debat dat louter op basis van al dan niet wetenschappelijk gefundeerde argumenten gevoerd. In een aantal gemeenten worden zelfs al voorbereidingen getroffen om op experimentele basis een aantal hoofdkenmerken van het basisinkomen te gaan onderzoeken. Dat betreft voornamelijk het hanteren van een aantal vrijheidsgraden binnen de Participatiewet, zoals de mogelijkheid tot bijverdienen en het opheffen van de sollicitatieplicht.

In dat kader spitst de discussie zich vooral toe op de vraag welke gevolgen die vrijheidsgraden hebben voor het arbeidsmarktgedrag van burgers. De meningen staan daarbij vrijwel loodrecht tegenover elkaar. Enerzijds de bewering dat burgers – en vooral burgers met een bijstandsuitkering – meer ruimte krijgen om op basis van eigen verantwoordelijkheid, ambitie en drive maatschappelijk actief te worden, en niet langer opgesloten te zitten binnen de beperkingen van de wet. Anderzijds wordt betoogd dat een basisinkomen leidt tot minder prikkels om maatschappelijk actief te zijn, met als gevolg luiheid en inactiviteit.  Die discussie berust in het gunstigste geval grotendeels op theoretische aannames van wetenschappers, en meestal op louter ideologische vooronderstellingen van voor- en tegenstanders van een basisinkomen. Er is nog maar weinig bekend over de opvattingen van burgers die de wens hebben een basisinkomen te ontvangen.

Onsbasisinkomen.nl onderzoek

Daar is sedert begin april verandering in gekomen. Op 12 april 2015 lanceert MIES (Maatschappij tot innovatie van economie en samenleving) het experiment ‘OnsBasisinkomen’. Het experiment heeft tot doel door middel van crowd-funding voor individuele Nederlanders voor een jaar een basisinkomen van 12.000 euro te realiseren. Het eerste Nederlands basisinkomen wordt in juni 2015 binnengehaald. Vanaf dat moment start de funding voor een volgend basisinkomen. Individuele Nederlanders worden via het experiment uitgenodigd zich te melden voor een basisinkomen en gevraagd op de website van OnsBasisinkomen de vraag te beantwoorden: ‘Wat zou je doen wanneer je morgen een basisinkomen krijgt?’. Op 1 november 2015 hebben inmiddels meer dan 1800 Nederlanders deze vraag beantwoord. In een geval met een enkele woord – ‘Leven!’ –, soms met een korte aanduiding, maar vaak ook met uitvoerig verhaal.

NB – Het project loopt nog steeds. Op de website van OnsBasisinkomen kunt u zich aanmelden en/of kunt u geld doneren om het volgende basisinkomen mogelijk te maken.

600 verhalen, 28 intenties, vier categorieën

Op basis van de eerste 600 verhalen zijn de antwoorden van de deelnemers aan OnsBasisinkomen nader geanalyseerd. Om te beginnen heeft een inhoudsanalyse van alle 600 verhalen geresulteerd in een lange lijst van exacte quotes waarin burgers hun antwoorden, in de vorm van specifieke gedragsintenties hebben neergeschreven. Deze lijst is vervolgens terug gebracht tot 28 intenties, waarvan de omschrijving dicht blijft bij de beelden die de respondenten zelf gebruikten. Vervolgens zijn 27 van deze 28 intenties nog eens ondergebracht in vier hoofdcategorieën – ‘werken en activiteiten’, ‘zekerheid en financiën’, ‘persoonlijke ontwikkeling’ en ‘zonder zorgen en stress’. De overgebleven categorie, ‘gewoon zo verder’, verwijst naar de stelling dat er verder niet veel gaat veranderen. Vervolgens is op basis van deze categorieën een kwantitatieve analyse uitgevoerd. Alle 600 verhalen zijn minutieus doorgenomen op gerapporteerde gedragsintenties en deze intenties zijn vervolgens op basis de 28 categorieën geteld. Dat leverde uiteindelijk 976 intenties op – soms wordt meer dan één intentie in de betreffende verhalen gemeld.

Twee kanttekeningen

Alvorens nader op de resultaten van de analyse in te gaan, is het goed twee kanttekeningen te plaatsen. De eerste betreft de vraag naar de relatie tussen de gedragsintenties en daadwerkelijk gedrag van burgers. In de sociaal psychologische literatuur vormen gedragsintenties en de relatie tussen gedragsintenties en daadwerkelijk gedrag een belangrijk onderzoeksthema. De centrale conclusie ter zake luidt: mensen doen wat zijn van plan zijn te doen en doen niet wat zij niet van plan zijn te doen. En als verbijzondering wordt daarbij opgemerkt dat die relatie sterker is naarmate burgers zelf meer controle hebben op die relatie – een gegeven dat in het geval van het basisinkomen een belangrijke positieve factor vormt. De tweede kanttekening betreft de nadere omschrijving van de populatie waarop deze analyse is gebaseerd. Het zijn burgers die zich zelf hebben aangemeld, hetgeen op de volgende factoren tot een zekere autoselectie leidt: kennis van en belangstelling voor ons project, eerder voorstander dan tegenstander van een basisinkomen, toegang tot internet, en waarschijnlijk ook een geografische bias in die zin dat het project vooral in het Noorden van het land meer media-aandacht heeft gekregen dan elders in het land. Interessant is de vraag welke rol sociaaleconomische status heeft gespeeld. Daar komen meerdere factoren samen. Enerzijds mag worden aangenomen dat eerder hoger opgeleide burgers kennis nemen van het project, maar daar staat tegenover dat burgers met een zwakkere sociaaleconomische positie relatief meer baat hebben bij een basisinkomen. Ook op basis van het grondig analyseren van de 600 verhalen lijkt de tweede factor sterker door te klinken dan de eerste.

Uitkomsten van de analyse

De globale verdeling van gedragsintenties in termen van personen geeft het volgende beeld te zien. Een kleine groep burgers (6,7%) geeft aan dat zij gewoon verder gaan met hun leven zonder dat zij expliciete gedragsveranderingen verwachten. Iets meer dan driekwart (77,2%) van de burgers meldt dat zij op basis van het verkrijgen van een basisinkomen van plan zijn veranderingen aan te brengen in hun werken en activiteiten. Daarbij vormen zes categorieën de kern van de betreffende intenties. Om te beginnen is daar de categorie ‘minder gaan werken’. Ongeveer 10 procent (10,2%) van alle burgers geeft aan minder te willen gaan werken. De gedragsintenties van deze groep burgers wordt na de algemene analyse nog nader onderzocht. Ongeveer een even groot aantal burgers (9,7%) vertelt dat het basisinkomen hen aanzet om ‘werk zoeken dat bij mij hoort’. In die samenhang kunnen ook nog een andere gedragsintentie worden genoemd, ‘op zoek gaan naar werk of een baan’ (0,7%). Vier andere categorieën van werken en activiteiten vormen de hoofdmoot van nieuw te ondernemen activiteiten: ‘vrijwilligerswerk en mantelzorg’ (17,2%), ‘maatschappelijke waarde creëren’ (14,0%), ‘studeren en opleiding volgen’ (13,8%) en ‘een onderneming starten’ (12,2%). Daarnaast kan in dit verband nog de categorie ‘dingen doen die er toe doen’ (2,1%) worden genoemd. Twee wat meer afzonderlijke categorieën, ‘niets doen of vakantie vieren’ (0,7%) en ‘reizen’ (3,5%) verwijzen naar meer ‘hedonistische’ gedragsintenties.

De drie andere hoofdcategorieën geven de volgende scores te zien: ‘zekerheid en financiën’ (36,7%), ‘persoonlijke ontwikkeling’ (25,2%) en ‘zonder zorgen en stress’ (16,2%). Categorieën die er daarbij uitspringen zijn: ‘financiële zekerheid en ruimte’ (16,7%) en ‘zekerheid en meer tijd voor mijn kinderen’ (8,5%) bij de tweede hoofdcategorie, ‘zelfontplooiing’  (6,2%), ‘vrij kunnen leven en vrijheid ervaren’ (5,5%) en ‘droom verwezenlijken/mijn hart volgen’ (4,8%) bij de derde, en ‘zonder zorgen en stress leven’ (11,7%) bij de laatste. De gedragsintenties in deze drie hoofdcategorieën kunnen worden opgevat als ‘voorwaarde scheppend’ voor participatie. Zij worden in tweederde van de gevallen ook expliciet gekoppeld aan activiteiten op het terrein van ‘werken en activiteiten’. In de andere éénderde gevallen betreft het activiteiten die vooraf gaan aan het weer actief gaan deelnemen aan de samenleving, dan wel zelf als zinvolle vorm van participatie worden opgevat.

Genoemde alternatieven voor werk

In de analyse zijn verder nog twee andere aspecten nader onderzocht. Om te beginnen is de groep die aangeeft minder te willen gaan werken (10,2%) onderzocht op de vraag of zij dan alternatieven aangeven. Dat blijkt in driekwart van de gevallen (75,4%) het geval te zijn. Dat betreft de volgende categorieën: ‘vrijwilligerswerk en mantelzorg’ (25,3%), ‘meer tijd voor mijn kinderen’ (25,3%), ‘studeren en opleiding volgen’ (20,9%), ‘maatschappelijke waarde creëren’, (17,9%) en ‘een onderneming starten’ (10,4%). Daarnaast is onderzocht in hoeverre er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen. Uit deze laatste analyse kwamen niet echt verrassende uitkomsten. De verschillen die er zijn, liggen eigenlijk voor de hand. De belangrijkste zijn: vrouwen scoren relatief hoger op de hoofdcategorie ‘zekerheid en financiën’ en ‘minder zorgen en stress’, en relatief lager op ‘werken en activiteiten’. Dat heeft alles te maken met het feit dat binnen de veronderstelde populatie vrouwen, vaak als alleenstaande ouder, de verantwoordelijkheid dragen voor het wel en wee van kinderen. Dat versterkt het belang van de categorieën ‘zekerheid en financiën’ en ‘minder zorgen en stress’ in vergelijking tot de categorie ‘werken en activiteiten’. Binnen de hoofdcategorie ‘werken en activiteiten’ scoren vrouwen, ook dat is niet verbazingwekkend, op de categorieën ‘vrijwilligerswerk en mantelzorg’ en ‘het creëren van maatschappelijke waarde’.

Conclusies

Welke conclusies kunnen op basis van bovenstaande analyse worden getrokken met betrekking tot de gedragsintenties van burgers bij het vooruitzicht dat zij een basisinkomen krijgen?

Mensen zijn niet lui

De uitkomsten stroken in elk geval in het geheel niet met de populaire tegenwerpingen tegen het introduceren van een basisinkomen, dat het burgers lui zou maken en de lust zou ontnemen om maatschappelijk actief te zijn. Integendeel. Het verkrijgen van een basisinkomen biedt burgers blijkbaar direct en indirect veel ruimte en inspiratie om actief betrokken te blijven bij de samenleving. Meer nog, om die betrokkenheid ook naar een hoger niveau te tillen. Dat blijkt met name uit de uitkomsten in termen van ‘werken en activiteiten’. Twee derde van de burgers verwijst naar activiteiten in termen van ‘op zoek gaan naar werk of een baan’, ‘werk zoeken dat bij mij hoort’, ‘dingen doen die er toe doen’, ‘een onderneming starten’, ‘maatschappelijke waarde creëren’, ‘vrijwilligerswerk of mantelzorg doen’ en ‘studeren en een opleiding volgen’. Slechts een enkeling noemt ‘niets doen’, ‘vakantie vieren’ of ‘reizen’. Verder blijkt dat van de burgers die aangeven minder te willen gaan werken drie kwart dat werk verruilt voor andere activiteiten, zoals het starten van een onderneming, maatschappelijke waarde creëren, vrijwilligerswerk en mantelzorg, studeren en het meer tijd nemen voor het begeleiden en opvoeden van hun kinderen.

Veelkleurige beeld van maatschappelijke participatie

Verder geeft deze analyse – op basis van overeenkomst in populatie –  al enig zicht op motieven, verwachtingen en gedragsintenties van burgers die, naar het zich laat aanzien, de komende tijd deel gaan nemen aan lokale experimenten met een basisinkomen, dan wel versoepeling van de voorwaarden voor het ontvangen van een bijstandsuitkering. Die vooronderstelling levert op zijn minst twee belangrijke inzicht op voor het onderzoeken en evalueren van deze experimenten. Om te beginnen het gegeven dat begrippen als ‘maatschappelijke participatie’, dan wel ‘werken’ of ‘activiteiten’ breed, niet zozeer vanuit (traditioneel) arbeidsmarktperspectief, wetenschappelijke vooronderstellingen of vanuit de veelal gehanteerde beleidstheorie, maar liefst vanuit het perspectief van de onderzochte populatie geformuleerd dienen te worden. Dat levert een veelkleuriger en rijker beeld op dan genoemde (standaard) interpretaties. Daarnaast het inzicht dat de vraag of burgers de intentie hebben, in welke vorm dan ook, actief te worden, voor een deel ook afhankelijk zijn van andere overwegingen of voorwaarden. In deze analyse komen zij bovendrijven in termen van ‘zekerheid en financiën’, ‘minder zorgen en stress’ en ‘persoonlijke ontwikkeling’. Dat zijn aspecten die in onderzoek en evaluatie van de lokale experimenten een zeker zo belangrijke plaats dienen te krijgen. Zij zijn immers voorwaarde scheppend voor een rijkere deelname aan het maatschappelijke leven. Dat heeft niet alleen inhoudelijke implicaties, maar vraagt ook om een bredere onderzoeksopzet dan louter surveyvragen.

Of nog scherper geformuleerd: Waar het gaat om het beantwoorden van vragen over de effecten van de invoering van een basisinkomen moet het burgerperspectief als een zeker zo valide uitgangspunt worden gehanteerd als wetenschappelijk theoretische dan wel beleidstheoretische invalshoeken. En dat centraal stellen van het burgerperspectief vraagt ook om andere, vooral kwalitatieve en ‘story-telling’ onderzoeksmethodieken.

Download de korte versie

Download de volledige versie

doneervoorhetderdebasisinkomen

 

EERSTE BASISINKOMENS VAN NEDERLAND EEN FEIT

Terwijl politici en wetenschappers nog druk in debat zijn over de vraag of een onvoorwaardelijk basisinkomen wel wenselijk en haalbaar is, worden in Groningen en Eindhoven de eerste basisinkomens van Nederland al uitgereikt. Sociaal ondernemer Frans Kerver krijgt een jaar lang een onvoorwaardelijk inkomen van € 1.000 per maand. Dit geld is bij elkaar gebracht door “crowdgifting”; zo’n 450 mensen doneerden samen € 12.000 op de website van Ons Basisinkomen (www.onsbasisinkomen.nl). Tegelijkertijd zamelde econometrist en ‘ondernemend idealist’ Sjir Hoeijmakers € 25.000 in op www.maakbasisinkomenmogelijk.nl om zich twee jaar onafhankelijk aan werk voor het basisinkomen te kunnen blijven wijden – en heeft dus eigenlijk de komende tijd zelf ook een basisinkomen.

Ons Basisinkomen is een initiatief van de stichting MIES. MIES wil na Frans Kerver meer Nederlanders een basisinkomen geven. Zo’n micro-experiment moet inzicht verschaffen in wat er zou kunnen gebeuren als je een basisinkomen landelijk in zou voeren. Gaan mensen bijvoorbeeld minder werken? En als dat het geval is, wat gaan ze dan met de vrijgekomen tijd doen? Studeren, meer zorgtaken op zich nemen of, zoals tegenstanders van een basisinkomen vrezen, op de bank hangen?

Wie in aanmerking wil komen voor zo’n basisinkomen voor een jaar, kan zich op de website aanmelden. Zodra er weer € 12.000 is ingezameld, wordt er een naam uit de hoed getrokken en wordt het volgende basisinkomen uitgekeerd. Hier staat, net als bij het “echte” basisinkomen, geen enkele verplichting tegenover.

Wat Frans Kerver met zijn basisinkomen gaat doen is wel duidelijk. Het stelt hem in staat om naast zijn sociale onderneming De Tuin in de Stad ook nog tijd te steken in het werven van meer donaties voor Ons Basisinkomen. Want Frans is dan wel voorlopig de enige Nederlander met een basisinkomen, het is niet zijn bedoeling dat hij dat lang blijft.

Sjir Hoeijmakers gaat met zijn basisinkomen door met het werk dat hij nu al doet: gemeenten helpen experimenten in de richting van een basisinkomen op te zetten. Hij geeft onder meer advies, verzorgt coördinatie en lobbyt bij de landelijke politiek. Daarnaast is hij van plan een openbaar toegankelijke online collegereeks over het basisinkomen op te zetten, om daarmee voor een breed publiek de theorie en overwegingen achter het basisinkomen beschikbaar te maken.

Lokale experimenten binnen de Participatiewet: zes voorstellen

De wereld om ons heen, de economie en arbeidsmarkt voorop, veranderen in een razendsnel tempo. Zo snel dat de sociale zekerheidsarrangementen het allemaal niet bij kunnen bijbenen. Veel gemeentes zijn daarom op zoek naar nieuwe wegen. Binnen het kader van de Participatiewet zoeken ze naar nieuwe antwoorden op de uitdagingen in economie en samenleving. MIES denkt daarin actief mee.

Wij pleiten voor experimenten op lokaal niveau. Daar valt nog heel wat over te zeggen. Hier als aanzet een aantal ideeën. Om te beginnen vijf richtpunten die als kader kunnen dienen voor mogelijke experimenten.

  1. Het wegnemen van belemmeringen en ergernissen die zonder al te veel moeite uit de weg kunnen worden geruimd.
  2. Het verminderen, dan wel wegnemen van voorwaarden en verplichtingen.
  3. De mogelijkheid om (een deel van de) verworven verdiensten te behouden.
  4. Variatie in uitkeringshoogte (zowel hoger, als lager).
  5. Ondersteuning bij gewenste uitdagingen die mensen kennen, dan wel oplossen van problemen.

De doelgroep voor lokale experimenten, in eerste instantie de mensen met een bijstandsuitkering, is geen eenduidige groep, maar juist een heel diverse. Om maar eens een paar groepen te noemen: zzp’ers die een (gedeeltelijke) bijstandsuitkering ontvangen, vijftigplussers met een bijstandsuitkering, mensen die langdurig (minimaal vijf jaar) in een uitkeringssituatie verkeren en wijkbewoners met een uitkering. Met de boven geformuleerde richtpunten en de genoemde groepen in het achterhoofd komen wij tot zes mogelijke (experimentele) projecten om de bijstand te moderniseren.

  1. Een traject voor zzp’ers met een (gedeeltelijke) bijstandsuitkering: zij kunnen kiezen voor een lagere uitkering met in ruil daarvoor een volledig regelvrije basisuitkering voor twee of drie jaar. Hierbij is het interessant ook het thema van ‘sociale waarden creatie’ in het oog te houden. Wellicht als voorwaarde voor deelname, of als uitgangspunt voor een wat hogere uitkering.
  2. Een traject voor 50-plussers met een bijstandsuitkering, die zich zelf mogen aanmelden voor het traject, met een volledig regelvrije basisuitkering voor twee of drie jaar, gekoppeld aan de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen bij activiteiten die zij willen ondernemen in de vorm van vrijwilligerswerk, mantelzorg, buurtwerk, etc.
  3. Een traject voor gezinnen die langdurig (minimaal vijf jaar) in een uitkeringssituatie verkeren, met een volledig regelvrije basisuitkering voor twee of drie jaar, met expliciete ondersteuning bij mogelijkheden armoedesituaties beter het hoofd te bieden, hulp bij het wegwerken van schulden en het versterken van de startpositie (door middel van ondersteuning in natura – lidmaatschappen, schoolspullen, boeken, etc.) van de in de gezinnen levende kinderen.
  4. Een traject voor een (deel van) een wijk met hoge bijstandsafhankelijkheid, waarbij alle bijstandsgerechtigden een volledig regelvrije basisuitkering voor twee of drie jaar krijgen. In dit traject gaat het niet alleen om de individuele uitkomsten, maar ook om de sociale dynamiek (wat doet een dergelijke situatie met de wijk, met de sociale contacten, het de sociale cohesie, etc.).
  5. Een traject voor een (deel van) een wijk met hoge bijstandsafhankelijkheid, waarbij alle bijstandsgerechtigden een volledig regelvrije basisuitkering voor twee of drie jaar krijgen, gekoppeld aan de mogelijkheid om groepsgewijze ondersteuning te krijgen (”Wat zou ik op basis van mijn talenten en kwaliteiten, wensen en dromen kunnen en willen doen’) deelname aan de groepsgewijze ondersteuning levert nog een extra bonus van 100 euro per maand op. Ook in dit traject gaat het niet alleen om de individuele uitkomsten, maar ook om de sociale dynamiek (wat doet een dergelijke situatie met de wijk, met de sociale contacten, het de sociale cohesie, etc.). Een dynamiek die wellicht nog versterkt kan worden door de groepsgerichte ondersteuning.
  6. Het ontwerpen van een permanent vijfpuntenprogramma in termen van ergernissen en belemmeringen die snel kunnen worden weggenomen. Waarbij het permanent vijf punten blijven, in die zin wanneer er aan de bovenkant een is opgelost wordt er aan de onderkant een volgende toegevoegd.

Beschouw het als een voorzet. Mocht u ermee aan de slag willen in uw gemeente: MIES helpt graag mee.

Start campagne voor OnsBasisinkomen.nl

Eerste Onvoorwaardelijke Basisinkomen door crowdfunding

MIES start zondagavond 12 april haar crowdfunding voor OnsBasisinkomen.nl. Voor 1 juni zal Frans Kerver de eerste Nederlander zijn, die een jaar lang, elke maand, 1000 euro op zijn rekening krijgt gestort. Elke volgende 12.000 euro, die daarna wordt binnengehaald, wordt verloot onder de aanmelders op OnsBasisinkomen.nl. Hiermee wordt recht gedaan aan het basisprincipe van het basisinkomen: een onvoorwaardelijke toelage, los van controle of tegenprestatie. De campagne gaat van start met de vraag: Wat zou u doen als u een basisinkomen had?

Gratis Geld op zondag 12 april

VPRO’s Tegenlicht gaat zondag in op de noodzaak voor een omslag in ons denken over sociale zekerheid. In de aflevering Gratis Geld toont Michael Bohmeyer aan dat de steun voor het basisinkomen in Duitsland aan terrein wint. De verloting van het 10e basisinkomen werd live op de WDR uitgezonden. Groningen komt ook prominent in beeld. We zien Mattias Gijsbertsen in gesprek met Guy Standing, Joop Roebroek en Jan Willen Wennekes vertellen waarom MIES aandringt op experimenten in de sociale zekerheid. Frans Kerver laat in de context van het FreeCafe op Tuinindestad zien, waarom veel mensen op zoek zijn naar nieuwe of misschien wel oude waarden als welzijn, samenkomen, geluk. Hoe verdelen we de taart zo, dat aan ieder mens recht wordt gedaan in onze samenleving. Hoe stappen we uit de ratrace, die vooral steeds meer afvallers telt. Direct aansluitend op de uitzending start MIES haar campagne.

Niet langer wachten

Natuurlijk is een maandelijkse toelage van 1000 euro/maand geen echt basisinkomen. Met OnsBasisinkomen (site en campagne) kan MIES wel de discussie aanjagen en concreet testen, hoeveel mensen (en organisaties) achter het idee staan: een reëel en leefbaar basisinkomen voor iedereen, los van controle en tegenprestatie. Iedereen kan het idee steunen, door:

  • het campagnenieuws in het eigen netwerk te verspreiden
  • te doneren op de campagnesite
  • en/of  jezelf aan te melden als volgende kandidaat.

Kijk daarvoor op de campagnepagina van de Eenprocentclub, die MIES met raad en daad bij staat: https://www.onepercentclub.com/nl/#!/projects/onsbasisinkomen

Meer info:

Website: http://www.onsbasisinkomen.nl

FaceBook: https://www.facebook.com/OnsBasisinkomen

Twitter: @OnsBasisinkomen

Gemeenten gaan aan de slag met experimenten rond de Participatiewet – verslag 27 maart 2015

Door Joop Roebroek

In het kader van ons streven het basisinkomen weer prominent op de maatschappelijke agenda te plaatsen heeft MIES begin 2015 met MOM (Maatschappelijke Ontwikkelingsmaatschappij) uit Tilburg en Sjir Hoeijmakers het initiatief genomen om samen met geïnteresseerde partners na te denken over het opzetten van gemeentelijke experimenten rond de Participatiewet. Centraal staat daarbij het streven de kaders van de Participatiewet zodanig in te richten dat deze burgers meer ruimte verschaft om op basis van kwaliteiten, talenten en wensen deel te nemen aan de samenleving.

Op 27 maart kwamen in Tilburg vertegenwoordigers van 14 gemeenten samen. Voor een enkele gemeente waren dat raadsleden, voor andere gemeenten wethouders en beleidsmedewerkers. Naast de gemeentes waren er ook vertegenwoordigers van DIVOSA (de landelijke organisatie van directeuren van sociale diensten), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Doel van de bijeenkomst was in kaart te brengen wat er binnen de diverse gemeenten aan plannen leeft, na te gaan op welke wijze kan worden samengewerkt en enkele vervolgstappen samen gezet kunnen worden.

De ochtend is voor een deel besteed aan het in kaart brengen van de plannen die leven binnen de aanwezige gemeenten. Dat leverde een divers beeld op. Een enkele gemeente is al concreet bezig met het opzetten van experimenten of het vorm geven aan een traject dat tot experimenten dient te leiden. Andere gemeenten zijn zich aan het oriënteren op de mogelijkheden om experimenten te doen, en er zijn ook gemeenten waar de discussie nog echt in een begin stadium verkeerd. Soms wordt bij die plannen tot experimenten heel expliciet verwezen naar het basisinkomen, in andere gevallen is voor alles sprake van het wegnemen van verplichtingen en sancties binnen de bestaande kaders.

In de ochtend en een deel van de middag kwam vervolgens de onderzoekskant van de experimenten aan te orde. Algemeen kan worden gesteld dat het verstandig is de onderzoekskant van de experimenten zo veel mogelijk te coördineren. Op die manier kunnen de onderzoeksvragen op elkaar worden afgestemd en zijn er tevens getalsmatig voldoende deelnemers om gefundeerde uitspraken te kunnen doen.

Experimenten rond de Participatiewet bieden een aantal mogelijkheden tot variatie inzake de kaders van die wet. Die variatie kan aan de hand van de volgende onderzoeksvragen worden omschreven:

  1. Leidt het verminderen van voorwaarden en verplichtingen tot een hogere inzet van eigen verantwoordelijkheid en eigen regie van de zijde van burgers bij het vinden van betaald werk en verhogen van hun deelname aan de samenleving?
  2. Leidt het (tijdelijke) behoud van een deel van verworven inkomsten (boven op de uitkering), bijvoorbeeld op basis van een vlaktaks van 50 procent, tot een tot een hogere inzet van eigen verantwoordelijkheid en eigen regie van de zijde van burgers bij het vinden en bestendigen van betaald werk?
  3. Heeft een hogere uitkering – wij denken aan een verhoging van 150 tot 200 euro netto per maand – positieve effecten op tot een hogere inzet van eigen verantwoordelijkheid en eigen regie van de zijde van burgers bij het vinden van betaald werk en het verhogen van de deelname aan de samenleving, alsmede positieve effecten op de gezondheid, het welzijn en het welbevinden van burgers?
  4. Leidt het meer centraal stellen van en het creëren van ruimte voor de talenten en kwaliteiten van burgers, gekoppeld aan hun dromen, wensen en verlangens tot een hogere inzet van eigen verantwoordelijkheid en eigen regie van de zijde van burgers bij het vinden van betaald werk en het verhogen van de deelname aan de samenleving?

Twee typen onderzoek zijn nodig om deze vragen van een antwoord te voorzien. Om te beginnen kwantitatief onderzoek. Die onderzoeksopzet beantwoordt vragen inzake participatie (arbeid, vrijwilligerswerk, mantelzorg en andere maatschappelijke activiteiten), gezondheid en welzijn (zowel fysiek, als mentaal), financiën van huishoudens (inkomen, maar ook financiële problemen, zoals schulden), en sociale dynamiek (activiteiten, contacten, leefbaarheid en leefsituatie in wijk, etc.). Het voordeel van dit soort onderzoek is dat het betrouwbare, algemene uitkomsten oplevert. Uitkomsten die vooral vanuit het beleidsperspectief van (groot) belang zijn. Deze uitkomsten zijn veelal vrij algemeen van aard. Het gaat om percentages die in vergelijking tot de uitkomsten binnen de controlegroep belangrijke eerste inzichten opleveren. Toch geven deze uitkomsten nog maar weinig zicht op dieperliggende processen en samenhangen. Ook de directe beleving van deelnemers aan de experimenten wordt niet echt zichtbaar in de uitkomsten van kwantitatief onderzoek.  Daartoe is het van belang naast het kwantitatieve onderzoek ook gedegen kwalitatief onderzoek op te zetten. Dat kan op basis van diepte-interviews, verhalensessies en focusgroepgesprekken, maar kwalitatieve gegevens kunnen ook worden verzameld op basis van dagboekaantekeningen van deelnemers, videobeelden tot en met participerende observaties. Een diepgaande analyse van dat materiaal maakt het mogelijk de uitkomsten van het kwalitatieve onderzoek te verdiepen en aan te vullen. Met name rond thema’s als beleving van deelnemers, mogelijke veranderingen in waardeoriëntaties en de effecten op de sociale dynamiek.

De kracht van onderzoek zit, zeker bij deze experimenten waarbij de hele leefwereld en leefsituatie van burgers van belang is, juist in een creatieve combinatie van beide typen onderzoek.

Tijdens het laatste gedeelte van de bijeenkomst is gezamenlijk nagedacht over de vraag welke vervolgstappen genomen kunnen worden. Dat leverde twee uitkomsten op. Om te beginnen stellen MIES, Sjir Hoeijmakers en MOM brieven op naar de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid om namens de deelnemende gemeentes ruimte te vragen om te kunnen experimenteren. Daarnaast wordt besloten elkaar via de organisatoren goed op de hoogte te houden van ieders activiteiten om elkaar te ondersteunen en zoveel mogelijk coördinatie tot stand te brengen.

Bijeenkomst 27 maart 2015 - MIES, MOM, Sjir Hoeijmakers

Experimenten voor een revolutie – verslag

Expertmeeting

Afgelopen vrijdag bogen ruim dertig “experts in het experimenteren” zich met ons over de vraag hoe je een experiment met een onvoorwaardelijk basisinkomen zou kunnen inrichten. Immers, voor- en tegenstanders baseren hun standpunt vooral op wat ze geloven dat er gaat gebeuren, dus we hebben bewijs nodig om verder te komen in het debat.

Energieke gesprekken

Wat vooral opviel tijdens de dag was de enorme energie die vrijkomt als je dertig slimme mensen, die het niet per se heel erg met elkaar eens zijn maar wel bereid zijn constructief te denken, loslaat op dit onderwerp. Het was in ieder geval genoeg energie om de temperatuur in het pand van woningbouwvereniging Nijestee, waar we te gast waren, een graad of vijf te laten stijgen. Deze energie en de relaties die gelegd en versterkt zijn, zijn alvast een belangrijke opbrengst van de dag.

Beeld expertsessie MIES tijdens Let's Gro 2014-11-21
Klik op de foto om de volledige set foto’s van Jan-Willem Wennekes te bekijken

 

Pekela

Heeft het inhoudelijk wat opgeleverd? We denken dat we een flinke stap verder zijn gekomen. We hebben vastgesteld dat een “full scale” experiment, waarbij in een hele gemeente een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen wordt ingevoerd, in principe uitvoerbaar is, maar dat er wetgeving voor nodig is en dat het vrij kostbaar is. Voor een gemeente als Pekela, dat als rekenvoorbeeld diende, kom je al snel op tientallen miljoenen euro’s. Zo’n experiment kan op termijn relevant worden, maar is geen logische eerste stap, denken we.

Bijstand

Het grootste deel van de denkkracht ging vrijdag zitten in experimenten met een basisinkomen in plaats van de bijstand. Een experiment onder bijstandsgerechtigden (in plaats van alle inwoners van een gebied) heeft twee grote voordelen. In de eerste plaats is het vele malen goedkoper – je wisselt immers de ene uitgave in voor de andere. En in de tweede plaats zijn de uitkomsten, ongeacht hoe de discussie over een basisinkomen verder verloopt, direct van waarde voor gemeenten in verband met de uitvoering van de participatiewet. Deelnemers aan een dergelijke pilot (bijstandsgerechtigden dus) zouden er in principe niet op achteruit gaan.

Private financiering

Maar ook voor zo’n experiment zal een wettelijk kader moeten worden geboden. Komt dat er niet, dan zou je aan private financiering en uitvoering kunnen denken: deelnemers aan het experiment zeggen hun bijstandsuitkering op in ruil voor een toelage van een wijkontwikkelingsmaatschappij waarin bijvoorbeeld ook zorgverzekeraars participeren. Wat ons betreft een ruw idee dat verdere uitwerking verdient.

Krachten bundelen

Hoe nu verder? Vanuit drie gemeenten, namelijk Enschede, Tilburg en Groningen, waren deelnemers aanwezig die verder willen werken aan een experiment met basisinkomen in plaats van bijstand, en die hebben afgesproken de voorbereidingen te coördineren. De Vereniging Basisinkomen heeft inmiddels een Commissie van Aanbeveling ingesteld om het pleidooi voor een experiment kracht bij te zetten. Wij zelf richten ons voorlopig op Groningen, om te beginnen in een samenwerkingsproject met het Grand Theatre en theatermaakster Hanna van Mourik Broekman die de discussie in een wat breder kader plaatst.

Dank!

Dank aan Nijestee voor de gastvrijheid, dank aan Let’s Gro voor het podium, dank aan Mattias Gijsbertsen voor de aftrap, dank aan Marcel Canoy voor het college over “De terugkeer van de Stadstaat”, dank aan ABN AMRO Dialogues House en de Gemeente Groningen voor de bijdragen in de kosten, dank aan De Smaak van het Noorden voor de catering en dank aan Hugo Brouwer en Marion Romeijn voor al het regelen en ontzorgen. En heel, heel veel dank aan alle experts die zo maar een dag beschikbaar hebben gemaakt om met ons mee te denken.