28 januari: Lezing basisinkomen door Prof. Guy Standing

Het basisinkomen staat weer volop in de aandacht. Na GroenLinks en D66, heeft nu ook de PvdA de wens uitgesproken om te experimenteren met een onvoorwaardelijk basisinkomen. Wat weinig mensen weten, is dat er in meerdere landen, onder andere in India en Namibië, al soortgelijke experimenten zijn uitgevoerd.

De Engelse Professor Standing is wereldwijd erkend als expert op het gebied van basisinkomen en adviseerde de Indiase regering bij het opzetten en uitvoeren van de experimenten. Hij geeft woensdagavond 28 januari in Groningen een openbare lezing over zijn ervaringen en bevindingen. Hij zal hierbij ook ingaan op de wenselijkheid en de mogelijkheid om in Europa, bijvoorbeeld in Groningen, dergelijke experimenten op te zetten.

“Why Europe’s Precariat needs a Basic Income”

Prof. Guy Standing, University of London

Guy Standing is hoogleraar ontwikkelingsstudies en voormalig topambtenaar bij de ILO, de International Labour Organization. In zijn laatste boeken beschrijft hij de opkomst van het precariaat, de onderklasse van mensen die van baantje naar klusje gaan, niet of nauwelijks beschermd worden door ons sociale zekerheidsstelsel en, belangrijker nog, vaak niet de mogelijkheid hebben hun werkelijke potentie te verwezenlijken. Zoals de nieuwe klasse van burgers in de Middeleeuwen burgerrechten afdwong, en de nieuwe arbeidersklasse in de vorige eeuw sociale wetten afdwong, zo zal het precariaat de komende decennia een basisinkomen afdwingen, zo verwacht Standing.

Wat Standing bijzonder maakt, is dat hij zeker geen studeerkamergeleerde is. Hij is een van de oprichters van het Basic Income Earth Network en hij gaf leiding aan experimenten met vormen van een basisinkomen in onder andere India. Behalve over de noodzaak van een basisinkomen kan hij dus ook vertellen over hoe het in de praktijk werkt, en vertellen over de (on)verwachte gedragseffecten in eerder onderzoek.

Lezing en mogelijkheid tot het stellen van vragen. Voertaal Engels.

Georganiseerd door MIES, in samenwerking met VPRO Tegenlicht en de Vereniging Basisinkomen.

Datum: Woensdag 28 januari
Locatie: Doopsgezinde Kerk, Oude Boteringestraat 33, Groningen
Tijd: Aanvang 20.00, zaal open 19.30
Toegang: Vrijwillige bijdrage, maximaal 200 personen

Bekijk hier een eerdere speech van Guy Standing bij het United Nations Research Institute for Social Development

Het is net echt

Op 16 december verzorgde MIES het voorprogramma bij de theatervoorstelling Staat van Geluk. Onder leiding van Lykle de Vries spraken Jan Willem Wennekes (MIES), Vincent Ariëns (Seats2Meet) en Luchien Karsten (emeritus hoogleraar bedrijfskunde) met elkaar en met het publiek over de veranderende rol van werk in ons leven. Ter voorbereiding op het gesprek heeft Luchien zijn gedachten over het onderwerp ook op papier gezet. Deze volgt hieronder; wij vonden hem te mooi om voor ons zelf te houden.

HET IS NET ECHT

Gastbijdrage van prof. dr. Luchien Karsten

Het thema van vanavond in het Grand Theatre is: “De toekomst van werk en inkomen in onze samenleving”. Om daarop een antwoord te vinden, moeten we terug in de tijd om te begrijpen aan wat voor processen de samenleving onderworpen is en in hoeverre dat het karakter van arbeid verandert.

Er is de laatste tijd weer veel gesproken en geschreven over het basisinkomen. Het blijkt een ingewikkelde discussie over de relevantie van arbeid, haar betekenis etc. De Engelse hoogleraar Guy Standing heeft in zijn A Precariat Charter (2011) er op gewezen dat er een opkomend precariaat is dat bestaat uit mensen zonder vaste baan, zonder andere inkomsten dan hun loon, levend op de rand van schulden en zonder recht op ondersteuning van de overheid. Deze groepering is gevoelig voor populisten die inspelen op angsten en onzekerheden. Om ons te beschermen tegen de nachtmerries die dat genereert, pleit hij voor een universeel basisinkomen. Experimenten die hij op dat terrein heeft uitgevoerd tonen aan, dat mensen met een basiszekerheid weer zeggenschap over hun tijd krijgen en dat het hen stimuleert meer tijd te besteden aan zorg, reparaties en onderhoud; werk dat middelen behoudt in plaats van ze uit te putten. Zij worden weer actief en vinden meestal weer op succesvolle wijze werk. Dwang om te solliciteren en de permanente controle op wat ze doen, vallen weg.

Recentelijk hebben vader en zoon Skidelsky in Hoeveel is genoeg (2012 )er op gewezen, dat “een basisinkomen mensen er niet van zal weerhouden om net zo hard en lang te werken als ze willen, maar dan zonder urendwang” (pag. 279). Hoewel het nog wel enige tijd kan duren voor er een basisinkomen is gerealiseerd , kunnen we ondertussen wel wat uitgebreider stil staan bij die urendwang .

Mijn aandacht gaat in dit debat vooral uit naar de vraag in welke mate het belang van arbeid voor het vormgeven van de samenleving kan worden verminderd door de tijd die we eraan besteden te reduceren. Ik ga dus niet uitweiden over een ethische of inhoudelijke discussie over de betekenis van arbeid. Vaak wordt daarbij de angst geventileerd voor de nieuwste technologische ontwikkelingen, zoals recentelijk de sterrenkundige Steven Hawking nog maar eens deed die zijn zorg uitte over de gecombineerde inzichten uit de hersenwetenschap en de computer techniek. Deze zorg is van alle tijd in de zin dat sinds de Eerste Industriële Revolutie er altijd sprake is geweest van angst voor nieuwe technologische ontwikkelingen en het verdwijnen van banen .Zo denkt men momenteel dat de robots al het werk gaan overnemen. Dat deed Minister Asscher ook toen hij sprak over de robots die de arbeidsmarkt gaan veroveren, want die zijn “goedkoper, snel, nooit ziek, werken 24 uur per dag, vragen niet om loonsverhoging, worden niet vertegenwoordigd door vakbonden en staken”. Deze angstmakerij lijkt me overdreven.

Ik zal een pragmatische insteek nemen, namelijk wat gebeurt er met arbeid als wij die in de tijd steeds verder reduceren. Recentelijk heeft de Stichting Toekomstbeeld der Techniek(STT) een Horizonscan 2050 gepubliceerd waarin een team van toekomstverkenners ervan uitgaat dat men in 2050 nog maar een 24-urige werkweek heeft. Dat is een uitdagende visie, die vele historische analogieën heeft. Daarbij is nooit aan het principe getwijfeld dat werken meer is dan een inkomen. Een baan geeft sociale contacten, structuur, voldoening, kansen op ontplooiing en zelfwaardering. En een baan geeft zekerheid, zeker als dat werk ook genoeg loont. Maar als die te werken uren steeds meer afnemen wat blijft er dan nog over van de koppeling tussen arbeid en het vinden van een eigen identiteit via de arbeid. Is dat niet aan een herdefinitie toe ?

Utopia

De Skidelskys (2014, 67) roepen in herinnering dat Thomas More in 1516 in zijn Utopia al repte van een werkdag van 6 uur. Hij zei ook dat als er genoeg wordt geproduceerd de arbeidstijd nog verder verkort kan worden. Utopia was een kritiek op de gildemeesters in de Zuidnederlandse textielwerkplaatsen, waar klokken waren geïnstalleerd om wevers lange werkdagen te laten maken. Er was in die tijd nog weinig sprake van technologische ontwikkelingen, het ging over de macht of de tijdsdwang die de gildemeesters begonnen uit te oefenen.

Tijdscontrole

Gedurende de Eerste Industriële Revolutie, rond 1800, werd dat vraagstuk van de arbeidstijd veel prangender. In de opkomende textielindustrie werd dankzij de beschikbaarheid van kolen en de uitvinding van het gaslicht het productieproces met behulp van stoommachines gemechaniseerd. Fabrieksarbeiders werden gedwongen lange werkdagen te maken. Textielarbeiders in Engeland kwamen in opstand, eisten verkorting van de arbeidstijd en staakten voor dat doel. De achturige arbeidsdag werd het ideaal, maar bij de textielbaronnen vond deze eis nauwelijks gehoor. In Lyon staken de textielarbeiders hun klompen (sabots) in de gemechaniseerde weefgetouwen. Sabotage werd sindsdien een protestbeweging tegen de mechanisering. In Engeland vond iets dergelijks plaats in de Luddieten-beweging.

Rond 1900 wordt in Amerika steenkool vervangen door olie en wordt het gaslicht vervangen door elektriciteit, waardoor de mechanisering verder doorzette met als gevolg fabrieksprocessen die leiden tot massaproductie. Dat werd vooral goed zichtbaar in de auto-industrie. De auto met zijn op olie draaiende verbrandingsmotor is het karakter van de nieuwe vervoersmogelijkheden gaan bepalen. In die tijd werd de visie van grootschaligheid het dominante beeld van de moderne productie met kosten besparende technieken. Allerlei productiepraktijken werden geconcentreerd in conglomeraten die uitgroeiden tot multinationals, waar gestandaardiseerde productieprocessen tot massaconsumptie leidden. De vakorganisaties mobiliseerden de arbeiders om als massa te strijden voor de achturendag die er in 1918 inderdaad via wetgeving kwam. Dat is nu bijna 100 jaar geleden. Het effect ervan was dat de verkorte werkdag de technologische ontwikkeling verder aanjoeg. Managers werden aangesteld om efficiëntieverbeteringen door te voeren. Telefonie en radio vergemakkelijkten de communicatie en de luchtvaart industrie is de vervoersmogelijkheden gaan verbeteren. In de jaren 1960 maakte de automatisering de weg vrij voor verdere arbeidstijdverkorting: de vrije zaterdag kwam in het verschiet en de werkdag werd terug gebracht tot 40 uur.

Digitalisering

Vanaf de jaren 1980 is digitalisering van communicatie en transport – mede dankzij de introductie van de container – de grote aanjager geworden van de Derde Industriële Revolutie. We zien nu ook spectaculaire ontwikkelingen in de energiesector. Volgens de Amerikaanse onderzoeker en adviseur Jeremy Rifkin gaat dit dankzij een reeks innovaties op het gebied van zonne- en windenergie en meer kleinschalige voortbrenging van energie ook tot een ecologische revolutie leiden met enorme energie-efficiëntie. Dat zal er toe leiden dat onze visie op het belang van grootschaligheid gaat veranderen. Alleen weten we nog niet wat daarvoor in de plaats komt.

Robotisering kan ons ontlasten van vervelend werk en ons het vermogen terug geven om ambachtelijk bezig te zijn, controle uit te oefenen en in geval van fouten corrigerend in te grijpen in het werk op basis van ons gezond verstand. Zo verliest de mens niet de vaardigheid om in te grijpen als het nodig is. Geen enkele machine, zelfs een robot niet, kan improviseren en als zodanig kan de machine – de robot – nooit de menselijke intelligentie voorbij streven, hoewel de ‘Singularity-adepten’ zoals Vernor Vinge en Raymond Kurzweil daarvan overtuigd zijn.

We zijn nu ongeveer 20 jaar bezig tussen markt en staat een vorm van flexibilsering te vinden die het gehele productie-, vervoers- en communicatie wezen op de kop zet. De globalisering drukt ons in de richting van een 24- uur economie die 7 dagen in de week draait. Nederland heeft een hoge arbeidsparticipatie, rond de 75 procent, maar we werken ook het kortste aantal uren, gemiddeld 30.5 uren per week en 1380 uur op jaar basis. In Korea is dat 2090 op jaarbasis. Toch voelen we nog steeds die tijdsdwang.

Tijdsdwang

Wij zouden van die kortere arbeidstijd kunnen genieten als we tijd voor onszelf claimen en niet ons laten beheersen door die tijdsdwang. Onderzoekers hebben in het Journal of Personality and Social Psychology (2014) laten zien dat mensen die hun dag naar de klok indelen hun leven meer laten bepalen door dingen die buiten hun eigen controle liggen. Daar zullen we toch ook iets aan moeten doen. Boeken zoals van Joke Hermsen Stil de Tijd (2009) en Koen Haegens Neem de Tijd (2012) en Gerhard Hormann Het nieuwe nietsdoen (2014) zijn een pleidooi om ons bewust te zijn van de manier waarop we die tijdsdwang in onze cultuur hebben verankerd zonder ons af te vragen of er ook een andere manier is om met tijd om te gaan.

We zullen ons teweer moeten stellen tegen de management-ideologie, die is ontwikkeld tijdens de Tweede Industriële Revolutie. De Amerikaanse econome Juliet Schor heeft in haar boek The Overworked American (2008) erop gewezen, dat het de druk van de concurrentie en de slechte bescherming van de rechten van de werknemers zijn geweest, die de werkgevers en managers er toe heeft aangezet om hun vaste werknemers sinds de jaren 1970 meer uren te laten maken in plaats van het werk over meer werknemers te verdelen, want dan zouden ze meer geld kwijt zijn aan opleidingen en trainingen en aan managers die die al die extra werknemers moeten controleren. En zo hielden zij een ideologie in stand van lang en veel werken zonder enige redelijke inkomens verbetering. Flexibilsering heeft geleid tot apartheid: de vaste medewerker krijgt meer betaald en heeft recht op van alles en nog wat, de tijdelijke arbeidskracht heeft het nakijken. Flexwerkers – momenteel rond het 30 procent van de Nederlandse beroepsbevolking – vinden waarschijnlijk nooit meer een vaste baan. En dat gaat ten koste van solidariteit. Zelfs het arbeidsmarktbeleid van de Europese Unie is gericht op een dergelijke flexibilisering. Maar dan rijst de vraag hoe mensen nog als volwaardige burgers deel kunnen uitmaken van onze maatschappij.

Maar je kunt flexibilisering ook anders interpreteren en het zien als een recht om zelf te bepalen hoeveel uren je wilt werken als individu. Zzp’ers zijn daarvan een voorbeeld, alleen hun arbeidsrechten moeten beter beschermd worden. Dan kunnen we ons teweer stellen tegen de urendwang. Natuurlijk zullen we dan ook iets moeten doen aan herverdeling van werk, want het kan niet zo zijn dat met een kortere arbeidsdag niets wordt gedaan aan de verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Dan breekt ook de tijd aan om verder te weken aan vormen van samenwerking die Stephen Marglin in The Dismal Science (2008) heeft omschreven als commons: allerlei coöperatieve vormen die zich nu tussen markt en staat aandienen als instituties van collectieve actie die we ook vroeger hebben gekend in de periode van 1880-1920 en bekend staat als de coöperatieve beweging. Het gaat om zelforganisaties met een kleinschalig karakter die uitgaan van het aangaan van sociale samenwerkingsvormen, hoge participatie van de leden en onderling kennis delen en communiceren en niet van concurrentie die door de ideologie van het vrije marktdenken zo wordt verheerlijkt. Commons of “gemeengoed” richt zich op gezamenlijk beheer van wijken, volkstuinen, zorgcoöperaties, lokale groene stroomleveranciers, gemeenschappelijke visgronden, maar ook zoiets als Linux dat een digitale common vormt. Er vindt hier een transitie plaats die onze opvattingen over het functioneren van staat en markt ook gaat beïnvloeden .

Tot slot

Door de druk op te voeren om met arbeidstijdverkorting door te gaan zal vanzelf ook de discussie worden aangezwengeld over de vraag wat we met arbeid en werk in de toekomst willen. De Franse econoom en voormalig adviseur van president François Mitterand, Jacques Attali, schreef in Le Monde van 17 september 2014, dat de grootste schaarste voor de mens de tijd is. Dus de enige echte koers voor links is om aan een ieder de vrijheid te geven om met zijn tijd naar eigen inzicht om te gaan. Juist om er een goede tijd van te maken. (”L’ultime rareté de l’homme , c’est le temps .Donc la vraie dimension de la gauche, c’est de donner à chacun la liberté d’usage de son temps. Pour en faire du bon temps.”)

16 december 2014: Staat van Geluk

Voorstelling, ontmoetingen en een expositie over de mens en zijn werkdrift.

Waarom werken we? Waarom zijn wij zo statusgevoelig? Maakt werk gelukkig? Kunnen we ook zonder? Of is het mensonterend? En hoe kijken werklozen naar onze arbeidssamenleving?

Hanna van Mourik Broekman onderzoekt de functie van arbeid in onze samenleving. Na meerdere ontmoetingen met publiek en een bouwproject met werklozen in Breda is er nu de voorstelling, geschreven door Jibbe Willems. Drie mannen komen samen om elkaar te helpen met hun correspondentieangst. Een gesjeesde student, een werkloze man en een zakenman die op zoek is naar geluk. Ze proberen zich te verhouden tot een van de belangrijkste thema’s in ons leven: arbeid. De voorstelling is een spannende combinatie van theater, muzikale intermezzo’s en een dialoog met het publiek.

Bij het onderzoek en het maken van de voorstelling heeft Hanna zich laten inspireren door Het boek Ont van Anton Valens, Niet alles is te koop van Michael J. Sandel en Absurde Overvloed van Michael Foley.

Grand Theatre Groningen

  • MA 15 (try-out) DI 16 première en WO 17 DEC 20.30 U (extra).
  • DI 16 & WO 17 DEC kun je overdag tussen 9.00 en 13.00 en 17.00 en 20.00 de expositie bekijken, die Hanna heeft gemaakt met Andre Joosten over haar onderzoek. Toegang gratis.
  • DI 16 DEC 19.00 – 20.00 Samen met MIES organiseren we een gesprek over de toekomst van arbeid. Sprekers: Vincent Ariëns van Seats2meet en Society 3.0, Luchien Karsten, docent Economie en Bedrijfskunde aan de RUG en Lykle de Vries en Jan Willem Wennekes van MIES. Toegang gratis.
  • MA 15 DEC voordelige double bill met Stereotypografilologica – Peter Vandemeulenbroecke/NNT Meer informatie en kaarten: www.grandtheatregroningen.nl

Experimenten voor een revolutie – verslag

Expertmeeting

Afgelopen vrijdag bogen ruim dertig “experts in het experimenteren” zich met ons over de vraag hoe je een experiment met een onvoorwaardelijk basisinkomen zou kunnen inrichten. Immers, voor- en tegenstanders baseren hun standpunt vooral op wat ze geloven dat er gaat gebeuren, dus we hebben bewijs nodig om verder te komen in het debat.

Energieke gesprekken

Wat vooral opviel tijdens de dag was de enorme energie die vrijkomt als je dertig slimme mensen, die het niet per se heel erg met elkaar eens zijn maar wel bereid zijn constructief te denken, loslaat op dit onderwerp. Het was in ieder geval genoeg energie om de temperatuur in het pand van woningbouwvereniging Nijestee, waar we te gast waren, een graad of vijf te laten stijgen. Deze energie en de relaties die gelegd en versterkt zijn, zijn alvast een belangrijke opbrengst van de dag.

Beeld expertsessie MIES tijdens Let's Gro 2014-11-21
Klik op de foto om de volledige set foto’s van Jan-Willem Wennekes te bekijken

 

Pekela

Heeft het inhoudelijk wat opgeleverd? We denken dat we een flinke stap verder zijn gekomen. We hebben vastgesteld dat een “full scale” experiment, waarbij in een hele gemeente een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen wordt ingevoerd, in principe uitvoerbaar is, maar dat er wetgeving voor nodig is en dat het vrij kostbaar is. Voor een gemeente als Pekela, dat als rekenvoorbeeld diende, kom je al snel op tientallen miljoenen euro’s. Zo’n experiment kan op termijn relevant worden, maar is geen logische eerste stap, denken we.

Bijstand

Het grootste deel van de denkkracht ging vrijdag zitten in experimenten met een basisinkomen in plaats van de bijstand. Een experiment onder bijstandsgerechtigden (in plaats van alle inwoners van een gebied) heeft twee grote voordelen. In de eerste plaats is het vele malen goedkoper – je wisselt immers de ene uitgave in voor de andere. En in de tweede plaats zijn de uitkomsten, ongeacht hoe de discussie over een basisinkomen verder verloopt, direct van waarde voor gemeenten in verband met de uitvoering van de participatiewet. Deelnemers aan een dergelijke pilot (bijstandsgerechtigden dus) zouden er in principe niet op achteruit gaan.

Private financiering

Maar ook voor zo’n experiment zal een wettelijk kader moeten worden geboden. Komt dat er niet, dan zou je aan private financiering en uitvoering kunnen denken: deelnemers aan het experiment zeggen hun bijstandsuitkering op in ruil voor een toelage van een wijkontwikkelingsmaatschappij waarin bijvoorbeeld ook zorgverzekeraars participeren. Wat ons betreft een ruw idee dat verdere uitwerking verdient.

Krachten bundelen

Hoe nu verder? Vanuit drie gemeenten, namelijk Enschede, Tilburg en Groningen, waren deelnemers aanwezig die verder willen werken aan een experiment met basisinkomen in plaats van bijstand, en die hebben afgesproken de voorbereidingen te coördineren. De Vereniging Basisinkomen heeft inmiddels een Commissie van Aanbeveling ingesteld om het pleidooi voor een experiment kracht bij te zetten. Wij zelf richten ons voorlopig op Groningen, om te beginnen in een samenwerkingsproject met het Grand Theatre en theatermaakster Hanna van Mourik Broekman die de discussie in een wat breder kader plaatst.

Dank!

Dank aan Nijestee voor de gastvrijheid, dank aan Let’s Gro voor het podium, dank aan Mattias Gijsbertsen voor de aftrap, dank aan Marcel Canoy voor het college over “De terugkeer van de Stadstaat”, dank aan ABN AMRO Dialogues House en de Gemeente Groningen voor de bijdragen in de kosten, dank aan De Smaak van het Noorden voor de catering en dank aan Hugo Brouwer en Marion Romeijn voor al het regelen en ontzorgen. En heel, heel veel dank aan alle experts die zo maar een dag beschikbaar hebben gemaakt om met ons mee te denken.

Burgemeester gezocht

OK, dan horen jullie het ook eens van een ander! Aan het eind van de Tegenlicht-aflevering van gisteravond over het basisinkomen, vanaf minuut 45 ongeveer, hoor je MIT-econoom Erik Brynjolfsson uitleggen waarom we moeten experimenteren met een basisinkomen. Verteller en Ecorys-hoofdeconoom Marcel Canoy concludeert: “Dus wat je eigenlijk nodig hebt, is dat je ergens een experiment doet. De burgemeester van Schiermonnikoog, die moet gewoon zijn vinger opsteken, en zeggen van: ‘Ik ga het gewoon doen.’ En wij gaan het monitoren; drie jaar lang gaan we kijken: wat doen die mensen op Schiermonnikoog?”

Precies. Schiermonnikoog is misschien niet heel handig, want dat heeft een arbeidsparticipatie van meer dan honderd procent (meer banen dan mensen die kunnen werken, dankzij het toerisme), maar Vlagtwedde, of Menterwolde, of Pekela, of Loppersum, dat zou ideaal zijn. Kom maar op, burgemeester, dan gaan we zorgen dat je geschiedenis schrijft als gastheer van het eerste experiment met een onvoorwaardelijk basisinkomen in Nederland!

http://embed.vpro.nl/player/?id=VPWON_1219695&profile=tegenlicht

21 november 2014: MIES expertmeeting

Op 21 november, op het Let’s Gro Festival, gaan we een dag lang in de snelkookpan om een of meer experimenten te ontwerpen die antwoord kunnen geven op de vragen die we eerder verzameld hebben. De opgave is daarbij om slimme, relatief eenvoudig uitvoerbare dingen te verzinnen, waar we toch veel van leren. We zoeken voor deze bijeenkomst een stuk of dertig “experts in het experimenteren”: economen, sociologen, antropologen, filosofen, medici en psychologen die weten hoe je netjes wetenschappelijk onderzoek doet. Maar ook theatermakers en andere creatievelingen die zo hun eigen ideeën hebben over hoe je maatschappelijke thema’s onderzoekt, en die verstand hebben van experimenteren. En ondernemers en bestuurders die denken dat in “hun” organisatie misschien wel een experiment plaats kan vinden of die erbij kunnen helpen zoiets tot stand te brengen. En misschien ook nog wel andere experts waar we nu nog niet aan gedacht hebben. Heb je een tip voor ons, of vind je dat jij er zelf dringend bij moet zijn, neem dan even contact op. We horen graag van je!

21 september 2014: Uitzending Tegenlicht

Op zondagavond 21 september besteedt VPRO’s Tegenlicht (weer) aandacht aan het onderwerp. De aflevering draait vooral om de haalbaarheid en betaalbaarheid van het onvoorwaardelijk basisinkomen. Met naar verluidt een optreden van econoom Marcel Canoy, die eerder dit jaar pleitte voor meer experimenten met een basisinkomen, omdat econometrische modellen niet goed in staat zijn om de gedragseffecten van zo’n grote systeemwijziging te voorspellen.